Nedertwiet en Bovenlicht

Werk van Hugo Lugthart (ambachtelijk wever) en Silvia Zwaaneveldt (ambachtelijk drukker).

Silvia Zwaaneveldt en Hugo Lugthart zijn beiden gefascineerd door Schotland. Hun bewondering voor ruige landschappen, de wolkenluchten, de bewoners, de schapen en bovenal de tweed proberen zij in hun werk te vatten. Het palet van warme kleuren die daar te vinden is, zie je weerspiegeld in de ambachtelijke tweedstof en het dito drukwerk.

Hugo weeft vrijwel uitsluitend met wol, soms weerbarstig in het verwerken. Het spelen met kleuren is voor hem telkens verrassend, evenals het resultaat. Dat geldt ook voor het toepassen van andere patronen, zoals de gebroken keper en schijnpatronen.
De geweven ‘nedertwiet’ van Hugo is verwerkt in wandkleden, kussens en stalenboeken.
Daarnaast zijn er sjaals en onverwerkte geweven stof te zien.


Silvia maakte met drukinkt en inktrollers eenmalige ‘druksels’, gerolde schetsen van het fascinerende landschap van de archipel voor de westkust van Schotland.
‘Bovenlicht’ is de titel van deze serie over het spel van natuurlijk licht, de kleurrijke natuur en de geschiedenis van de tweed -van schaap tot draad tot geweven stof.  Hiermee toont zij dat ambachtelijk drukken meer kan zijn dan het maken van boekjes.


De kunstenaars zijn zelf een aantal dagen aanwezig in het Wevershuis.
Silvia Zwaaneveldt: 10, 24 en 25 september
Hugo Lugthart: 10, 11, 18, 24, 25 september en 2, 8, 15 en 16 oktober

Op 24 en 25 september is het Wevershuis onderdeel van de KUNSTROUTE en open van 12.00 – 18.00 uur.

Deze tentoonstelling is te zien van 10 september tot en met 16 oktober 2016.

Poster
Vindt u het leuk om uw stadsgenoten attent te maken op de expositie “Nedertwiet en Bovenlicht”? Download de poster en hang hem, bijvoorbeeld, voor uw raam. Alvast bedankt!

Hoe ontstond deze expositie?

 

Vijf jaar geleden ontmoette ik Hugo Lugthart in het Leidse Wevershuis. Hij was en is daar vrijwilliger en vaak op zondag aanwezig om gasten rond te leiden. Ik had een expositie in het wevershuis en demonstreerde daar, ruim een maand lang elke dag, hoe er op ambachtelijke wijze nog steeds gedrukt werd en wordt. We raakten aan de praat en al snel ging het over ruige landschappen, schapenwol en TWEED. Hugo is namelijk een van de weinige wevers die zich beperkt tot het weven van stof met het robuuste wollen garen. Ik was net daarvoor twee weken lang op de Outer Hebrides geweest, een eilandenreeks voor de westkust van Schotland. Was overdonderd door het ruige, oorspronkelijke landschap, de wolkenluchten, de heidevelden, de machairs met duizenden bloeiende bloemen, de strandstranden ( zandstrand – kiezelstrand – keienstrand – schelpenstrand), het azuurblauwe water, het wisselende licht op een baai, etc. Maar bovenal was deze reis ! ingegeven door een jasje van mij waarin een embleem stond: Made of Harris Tweed.

Op een van die eilanden zou ik Harris Tweed moeten kunnen vinden. Onze reis ging van zuid naar noord en naar mate de reis vorderde, kwamen we steeds vaker in contact met tweed. Een winkeltje, een museum met een weefgetouw, een man onderweg met een praatje over zijn buurman die tweed weefde voor Nike, de buurman zelf aan het werk op zijn trapweefgetouw. Tweed is een thuiswerkprodukt op de Hebriden. Het zijn vaak mannen die naast hun werk, vaak buiten boeren, ’s avonds een paar uur achter het getouw kruipen. De ‘ buurman’ had een gemiddelde productie van 100 meter per week. Schering en inslag werd aangeleverd door de officiële spinnerij van Harris Tweed. We mochten binnen komen kijken. Daar werd plotseling duidelijk dat het ! maken van de tweeddraad toch net iets anders in elkaar stak dan we dachten. Tweed is een samengesteld garen; het wordt van eerste klas schapenwol gemaakt. De wol wordt gewassen en vervolgens geverfd in standaardkleuren. Als de spinnerij opdracht krijgt voor een specifieke gekleurde draad, wordt er volgens recept zoveel procent blauwe wol, gemengd met x% paars, x%groen, x% geel.

De wol gaat in de versnipperaar en wordt zorgvuldig door elkaar gemengd en geblazen. Na dat proces wordt er een draad van gesponnen, die eigenlijk niet zo sterk is, want de lange wolvezels zijn in de versnipperaar stukgesneden. Sterkte krijgt de draad doordat hij getwist en getwijnd wordt met meerdere dunne draden en daarna op klossen wordt gewonden.

De klossen gaan naar een plek waar ze afgewikkeld worden, om vervolgens in vastgestelde combinaties weer opnieuw opgerold te worden tot een pakket wat de tweedthuiswever krijgt en waarmee hij/zij zijn weefgetouw van de kettingdraden, de schering kan voorzien. De draden zijn ongeveer 220 meter lang, goed voor een lap stof van 200 meter. Dan gaat de wever aan het werk, op een mechanisch, maar met de voet aangedreven weefgetouw. Als de schering op het getouw staat, kan het echte weven beginnen. De bundel geweven tweed gaat weer terug naar de spinnerij, die de kwaliteitscontrole uitvoert. Kleine foutjes worden hersteld (de wever levert loon in voor elke fout) en daarna gaat de lap in een grote houten wasmachine, de wollen tweed wordt gevold, een licht verviltingsproces, gedroogd en gestreken en als laatste voorzien van het keurmerk ‘Harris Tweed’

.

Terug naar Leiden 2011, een volgende zondagmiddag in het Wevershuis met een kopje thee. Hugo heeft behalve koekjes nu ook weefwerk meegenomen en er ontstaat een vaag plan. Het zou zo leuk zijn om samen iets te doen. Nu zijn we vijf jaar verder. Inmiddels ben ik ook nog vanuit Leiden naar Kopenhagen verhuisd, maar het plan is bijna aan z’n uitvoering toe. We maken samen een tentoonstelling, omdat het leuk is en omdat we elkaar inspireren. Hugo maakt nedertwiets in de vorm van wandkleden, sjaals, lappen en stalenboeken om te laten zien wat er allemaal kan met de ruige Schotse wol. Ik duikel m’n schetsen op van de vakantie. Ik besluit drukwerk deze keer op te vatten als werken met inktroller en drukinkt en werk m’n schetsen uit tot ‘inktprints’, met de inktroller geproduceerde eenmalige druksels van het landschap op de Outer Hebrides en van mogelijke patronen, die ontstaan uit de kleuren die terug te vinden zijn in de natuur van die prachtige eilanden.

 

Silvia Zwaaneveldt