In de tentoonstelling Vergezicht laten leden van de Nederlandse Beeldweefkring hun weefwerk van de afgelopen jaren zien.
De meeste werken zijn geweven in de legwerktechniek, waarbij de voorstelling draadje voor draadje tussen de kettingdraden gelegd wordt. Het is te vergelijken met schilderen met een heel dun kwastje. Meestal gebruikt men wol, maar het kan ook met linnen of zelfs met naaigaren. De legwerktechniek is tijdrovend, arbeidsintensief en oeroud. Een jaar weven aan een werkstuk is gebruikelijk.
Sommige leden vinden meer voldoening in beeldend weven in een andere techniek. Ook hun werk is vertegenwoordigd op deze tentoonstelling. Alle leden van de Beeldweefkring ontwerpen en weven hun werk zelf.
Tapijtweven
Al sinds de oudheid weeft men naast stoffen voor kleding ook vloer- en wandtapijten. Nomadische volkeren weefden van de wol van hun eigen schapen hun eigen tapijten, meubilair, dekens en kleding. Ze verfden de wol met kleurstoffen die in de natuur om hen heen voorhanden waren. Handelaren en kruisvaarders speelden een belangrijke rol in de verspreiding van weeftechnieken naar het westen en noorden.
In Europa zagen edellieden en vorstenhuizen mogelijkheden in deze kleden als aankleding en isolatie van kastelen en paleizen, maar ook als vertelling van hun ‘heldendaden’.
Velen hadden hun eigen schilders en wevers in dienst. Tapijtweverijen waren hele industrieën, van schapenscheerders tot spinners, ververs en wevers. Wevers waren vaak gespecialiseerd in bepaalde delen, zoals bloemen of ogen. Men werkte samen aan de tapijten. Mede door de oprichting van gilden werd de kwaliteit van het werk bewaakt. Waren er eerst maar een paar kleuren in diverse tinten mogelijk, later wist men door chemische processen alle kleuren te maken. Schilders genoten, wevers minder, want het weven werd nog arbeidsintensiever en daardoor te duur. Daarbij gingen machines het werk overnemen en daalde de arbeidsvreugde. Vanaf eind 19e eeuw zakte de industrie in.
Een halve eeuw later bliezen diverse kunstenaars en architecten de handmatige tapijtweefkunst nieuw leven in; er kwamen weer veel tapijtweverijen. Helaas zijn na een bloeitijd van ongeveer 75 jaar bijna alle tapijtweverijen weer verdwenen, onder andere door de hoge arbeidskosten.
De leden van de Beeldweefkring bepalen zelf wat ze weven, met welk materiaal en in welke techniek. Ze ontwerpen zelf en zijn er trots op dat zij dit oeroude ambacht machtig zijn en levend houden. Voor de legwerktechniek heb je een raam of een weefgetouw met twee schachten nodig.
Sommige weefsters geven de voorkeur aan weven op een weefgetouw met meer dan twee schachten, zodat ze meerdere mogelijkheden hebben om een beeldend weefsel uit te voeren.










